• Wij zijn GMF

    Zjef, vrijwilliger redactieraad Frontaal magazine

    Alle beetjes helpen, en samen bereiken we meer.

Omgevingen op de drempel: de stadsrand

6 april 2018 at 12:49pm

De stadsrand, dat gebied dat tegen de stad aanschurkt, maar je bezwaarlijk kan omschrijven als stedelijk milieu. Maar op den buiten, nee, dat is het ook niet. Denk Destelbergen, Merelbeke, of, dichter bij huis, verkavelingen zoals in bijvoorbeeld Wondelgem, Drongen of Gentbrugge. Ik polste bij Michiel Dehaene, hoofddocent stedenbouw aan de vakgroep Architectuur en Stedenbouw van de Universiteit Gent naar zijn visie over de stadsrand, en kreeg een uur lang privécollege waarvan ik de highlights graag met jullie deel.

In wat voor opzicht is het van belang dat we onze aandacht op de stadsrand richten?

“Er zijn in de stadsrand twee dingen gaande, beide historisch en ze komen een stuk op hetzelfde neer: in de stadsrand zit je met een woningpatrimonium dat stilaan op leeftijd komt en waar er nu dus een vernieuwingsopgave zit. Dat is een nieuw gegeven en daar kunnen dus opportuniteiten ontstaan om die plekken op een andere manier te gaan organiseren, die meer aansluit bij “de stad van morgen”. Maar, op strategisch niveau is er nog een belangrijker vraagstuk. Ik geloof dat stadsvernieuwing moet zoeken op de plekken die aan het veranderen zijn, of die gaan veranderen. Daar zit een dynamiek waarop de stadsvernieuwing kan aansluiten. Dat zie je in de stadsrand. Ze is aan het veranderen, zij het niet homogeen. De verandering zit hem op die plekken waar woningen van hand wisselen – waar de allereerste bewoners uittrekken en nieuwe bewoner-eigenaars komen. Het gaat hier om woningen die bedacht zijn volgens het suburbaan woonideaal, individueel eigenaarschap, vrijstaande woningen met eigen tuin en twee auto’s voor de deur. Waar die wijken bij oorsprong door een groep mensen bewoond werd die in dezelfde levensfase zaten – gelijktijdig bouwen, kinderen krijgen, ouder worden – dan vallen daar nu gaten in. Zo ontstaan er breuklijnen tussen diegenen die in die wijken achterblijven, die er nieuw komen wonen en die er tijdelijk gaan wonen. Zo krijg je een veel diverser publiek, en daar zitten kansen. Die veranderende bevolkingssamenstelling zorgt voor verschillende verwachtingspatronen ten aanzien van de omgeving. Mocht je in die randstedelijke wijken nu gaan vertellen dat de inrichting ervan niet beantwoordt aan de vragen die de ‘stad van morgen’ stelt, dan zouden er veel mensen raar kijken, maar op veel plekken zou de diversiteit die er nu al bestaat in bevolkingssamenstelling dat gesprek wel al mogelijk maken, en daar wordt het interessant.”

Welke richting moet zo’n gesprek dan opgaan?

“De locatie van die plekken in die randstedelijke omgeving die ondertussen door de stad zijn ingehaald roept de vraag op of de bevolkingsdichtheid daar wel hoog genoeg is. Zijn dat niet de plekken waar we meer mensen moeten laten wonen, gezien de goede toegang tot veel voorzieningen in de omgeving en de nabijheid van het stadscentrum? Ik wil hier trouwens zeer genuanceerd in zijn. Ik geloof niet dat we die omgevingen meteen moeten afschrijven, compleet afbreken en er iets anders in de plaats moeten zetten. Dat zou ook op een meer ontspannenen manier kunnen evolueren, aansluitend bij dat proces van diverser worden. Dat betekent dat er meer variatie in de soort woningen komt en dat je er andere mobiliteitspatronen probeert te installeren. De fysische transformatie – verappartementisering, om het met een lelijk woord te zeggen – is trouwens al volop aan de gang maar levert nu geen aantrekkelijke diversiteit op. Dat proces is niet gemakkelijk te begeleiden. Hier moeten we een goed kader creëren, en goed nadenken over welk soort stedelijke milieus we daar willen. Nu lopen we het risico dat we door de stadsrand enkel te gaan verdichten we ze gaan ontwrichten. Met een banaal appartement op de plaats waar vroeger een villa stond, dan heb je wel meer mensen op dezelfde plek, maar nog geen interessante stad of een kwalitatieve woonomgeving. Dat proces van woningen afbreken en er iets nieuws zetten kan je sturen en begeleiden, maar dat vraagt wel een kader dat individuele projecten overstijgt.”

En waar moet dat kader vandaan komen?

“De stadsrand is ook bestuurlijk een lastig vraagstuk. Een deel van het verschil dat nu moet worden gemaakt is de herijking van de traditionele moeilijke relatie tussen stad en stadsrand. In de stadsrand is er altijd een stuk tegen de stad ingewoond, vanuit een stadsvluchtsscenario. Maar nu wordt die ruimte al lang niet meer bewoond vanuit dat perspectief, ook diegenen die bij Gent willen aansluiten wonen daar ook en strijden mee om de invulling van de ruimte. Bij de randgemeenten groeit wel het inzicht dat ze hun positie moeten herzien, maar dat gaat alleen maar lukken als de stadsrand een eigen verhaal begint te schrijven en niet langer denkt in termen van afhankelijkheid van de stad. Het centrum is trouwens evengoed afhankelijk van de rand. Het gaat eigenlijk over solidariteit tussen stad en stadsrand, en dat kan beginnen op zeer specifieke kwesties. Kijk bijvoorbeeld naar een thema als voedsel. Als je een duurzame voedselregio wil bedenken, dan is het evident dat de stadsrand, een deel van de open ruimte, daar een rol in speelt. Zo krijg je een omgekeerde afhankelijkheidsrelatie.”

Maar op het grondgebied van Gent zelf is er ook nog veel mogelijk?

“Kijk naar mobiliteit bijvoorbeeld. Ik ben niet tegen een tram naar Lochristi, maar er is nog zoveel werk in het creëren van fatsoenlijke mobiliteitsmilieus veel dichter bij de stad. Als je nu massaal inzet op tramverlenging, ga je vooral een suburbaan scenario ondersteunen. Lochristi met of zonder tram is geen wezenlijk ander mobiliteitsmilieu. Ik geloof wel dat we veel dichter bij de stad, met bijkomende investeringen in tramlijnen en functioneel fietsen wél fundamenteel andere milieus kunnen krijgen. We zijn daar ook naar toe op weg. De mensen die hun mobiliteit op een andere manier – duurzamer – willen organiseren, wonen vaak al op die plekken. Het is nu dus een kwestie van die locaties over de drempel te trekken om zo de doorbraak te realiseren.”

Je bent zelf met studenten oefeningen aan het maken op de omgevingen die langs het viaduct van de E17 liggen.

“Ja, bedenk bijvoorbeeld eens wat het vervolg zou kunnen zijn van het stadsvernieuwingsproject Ledeberg Leeft. Wat met de achterkant van Ledeberg, richting park De Vijvers? Waar aan de stadszijde de keuzes duidelijk zijn, is dat aan de zijde van de stadsrand helemaal niet zo. De zone op de Brusselse steenweg ter hoogte van het viaduct van de E17 is nu een heel harde omgeving, eenzijdig en utilitair bedacht vanuit automobiliteit. Maar dat is een ruimte waar er heel veel marge zit. Het volstaat eigenlijk om de op- en afritten van de E17 los te koppelen – die kan je morgen afsluiten zonder de discussie over de toekomst van de E17 ten volle moet voeren. Studenten hebben daar interviews gedaan bij bewoners, en die reageerden op dat voorstel met “dan rijden we wel tot in Melle”. Dan kunnen we ook meteen de pendelparking dichtdoen, de strooidiensten aan de oprit kunnen weg, die autodelers zitten dan ook niet meer op hun plek, de hele Arsenaalsite (verlaten NMBS-terreinen langs de spoorweg, EVE) biedt immens veel kansen, en dan kan je ook de entree van de Gentbrugse Meersen fatsoenlijk bedenken. Dat zijn omgevingen die voor mij belichamen wat ik bedoel van ‘op de drempel staan van stedelijkheid’.”

Dit artikel werd gepubliceerd in ons tijdschrift Frontaal.

Deze komt 4 maal per jaar uit voor al onze leden!

Wil jij Frontaal ook ontvangen?

Voor €5 per jaar ben je lid. Lid worden kan eenvoudig hier

 

 FRONTAAL 2017 winter klad 3 1 1 001
Print

Zonder leden geen GMF!

Word lid vanaf €10 per jaar en ontvang 4x per jaar ons magazine Frontaal

Lid Worden X