• Wij zijn GMF

    Guy, organisator en duizendpoot

    Via GMF de klimaat- en duurzaamheidsambities en -inspanningen van Gent continu proberen te verhogen en accelereren, YES!

“Inzicht in het stedelijk hitte-eilandeffect is belangrijk voor ruimtelijke planning”

11 december 2018 at 9:00am

Een interview met Marie-Leen Verdonck onderzoekster aan de UGent

Het is in de stad gemiddeld drie graden warmer dan op het platteland. Op een hete dag sprak ik met Marie-Leen Verdonck, doctoraal onderzoekster aan de faculteit Bio-Ingenieurswetenschappen van de UGent, over dit stedelijk hitte-eilandeffect.


Er is op dit moment (woensdag 25 juli) toevallig een hittegolf aan de gang. Hoe groot is het stedelijk hitte-eilandeffect nu?

Dat hangt af van een hele hoop parameters zoals temperatuur, bewolkingsgraad en windsterkte. De verschillen in luchttemperatuur zijn het grootst ‘s nachts. Overdag zal het niet alleen in de stad, maar ook op het platteland warm zijn. Dan gaat het vooral over de instraling door de zon. De windcirculatie zal misschien wel wat slechter zijn in de stad, waardoor je minder het gevoel gaat hebben dat er een verkoelend windje is. ’s Nachts is het verschil in temperatuur groter. De stad neemt heel veel warmte op, omdat de verhouding verharde oppervlakte ten opzichte van onverharde oppervlakte groot is. Die warmte wordt ‘s nachts weer afgegeven. De afgestraalde warmte zal in de stad bovendien langer blijven hangen omdat ze wordt weerkaatst door de aanwezige gebouwen. Op het platteland zal die afgestraalde warmte sneller in de atmosfeer terechtkomen. Voor het hitte-eilandeffect zijn dus zowel verharding als ruimtelijke structuur bepalende factoren. Bovendien zijn ook de weersomstandigheden belangrijk: heb je een windstille nacht zonder wolken, dan zal je een veel groter verschil waarnemen tussen stad en platteland. Op een bewolkte nacht is er inhibitie door de wolken, en zal er ook op het platteland minder warmteverlies zijn. De wolken vormen als het ware een buffer, waardoor het verschil tussen stad en platteland kleiner is.

Jouw werk focust op zogenaamde Lokale Klimaatzones, kan je die eens toelichten?

Die lokale klimaatzones beschrijven bepaalde structurele kenmerken van de bebouwing. Niet alle steden zijn hetzelfde, maar je vindt er gelijkaardige types bebouwing terug. Een voorbeeld is ‘Compact Highrise’: compacte hoogbouw. Dit kennen we bij ons minder, maar zie je veel in bijvoorbeeld China en de VS. Het idee is dat elk van die zones een specifiek thermaal gedrag heeft: zo is compacte, hoge bebouwing warmer dan een meer open structuur met vegetatie. Voor mijn doctoraat heb ik de steden Brussel, Antwerpen en Gent in dergelijke zones opgedeeld. Als men spreekt over het hitte-eilandeffect heeft men het doorgaans over de stad versus het platteland, maar eigenlijk zijn er binnen een stad ook grote verschillen. Het loont de moeite om daarnaar te kijken. Je kan wel zeggen dat onze stedelijke planning beter moet, maar hoe dan? Inzichten in het binnenstedelijk hitte-eilandeffect bieden hulp. Bij hittegolven heb je een maximale dagtemperatuur en een minimale nachttemperatuur. Vaak wordt tijdens een hittegolf die maximale dagtemperatuur bijna overal bereikt, terwijl die minimale nachttemperatuur enkel in zones met compacte bebouwing wordt overschreden. Net die minimumtemperatuur is belangrijk: als mensen ook ’s nachts niet aan de warmte kunnen ontsnappen, dan begint de hittestress zich op te bouwen.

Wat zijn in Gent de warmste buurten?

Het oude, historische centrum is het warmst. De haven is ook heel warm:er is heel veel activiteit en het is er erg verhard. Er is wel veel water, maar het verkoelende effect daarvan spreidt zich niet ver uit. Er is in Gent ‘s nachts een duidelijke temperatuurgradiënt van de binnenstad naar buiten toe. Hoe minder compact en lager de bebouwing, hoe koeler. Ik woon zelf in Sint-Amandsberg, in de richting van Lochristi. Als ik van Gent naar huis fiets passeer ik enkele apotheken met een thermometer. Op een warme zomeravond zie ik mooi de temperatuur dalen hoe verder ik van het centrum ben. Dat is natuurlijk geen perfecte meting, maar je ziet wel een temperatuurverschil van 3 of 4 graden. De dichtheid van de bebouwing wordt lager naarmate je de stad uitrijdt: de omgeving wordt opener en groener, waardoor warmte sneller ontsnapt. In Brussel is het centrum met compacte bebouwing nog groter, en worden er nog meer mensen blootgesteld aan die stedelijke hitte. We zitten in België met een oud gebouwenpatrimonium, dat in energetisch opzicht heel slecht is. Het is moeilijk om die oude woningen tot een goed energieniveau te brengen. Ik woon in een huis van de jaren 30. De enige manier om er een goed energiepeil te bereiken is een dure totaalrenovatie. De vraag is wat we moeten doen met die oude woningen. In het centrum heb je oude huizen met monumentale waarde, maar daarbuiten zit je met een gigantische stock aan eengezinswoningen die misschien wel klaar zijn voor de sloop. Je kan huis per huis gaan renoveren, maar eigenlijk moeten we op wijkniveau bekijken hoe we structurele aanpassingen kunnen uitvoeren met betrekking tot klimaatbestendigheid. We moeten met andere woorden hele wijken hertekenen in functie van de leefbaarheid.

Bedoel je dat we buurten moeten heropbouwen?

Dat is nogal drastisch. We kunnen niet van vandaag op morgen alles platgooien, maar het is belangrijk om daar als overheid over na te denken. Elke stad zet in op klimaatadaptatie, maar meestal gaat het over water en vegetatie en te weinig over de structuur van de stad. Wat natuurlijk veel moeilijker is. We gaan het temperatuurverschil tussen stad en platteland nooit volledig kunnen wegwerken, maar we kunnen wel proberen om het verschil zo klein mogelijk te maken. Daarvoor zijn water en groen belangrijk, maar er moet ook aan de stedelijke inrichting gesleuteld worden. Een park geeft wel verkoeling, maar twee straten verder is dat effect al weg.

Kan Gent leren van andere steden?

De voorbeeldstad bij uitstek is Kopenhagen. Daar is men al sinds de jaren 60 heel planmatig met ruimtelijke ordening bezig. De problemen van Gent zijn dezelfde als die van Brussel en Antwerpen: hier waren geen plannen. In Kopenhagen begonnen ze al vroeg na te denken over hoe de stad moet groeien: centraal de kernstad, radiale toegangswegen met bebouwing, en daartussen groene en blauwe lobben. Zo zorg je ervoor dat de kernstad direct toegang heeft tot ecologische infrastructuur, te voet of met de fiets bereikbaar. Vele steden die met klimaat bezig zijn kijken naar dat lobbenmodel als voorbeeld, maar de implementatie ervan is heel moeilijk: dan moet je immers hele buurten neer gaan gooien.  

Hoe moet het verder met onze ruimtelijke planning?

Vlaanderen heeft een nieuwe visie rond ruimtelijk beleid met onder andere de betonstop – die er heel laat gekomen is. De visie is er , maar concreet staat er weinig uitgeschreven. Er staan zaken in die neigen naar drastische ingrepen op wijkniveau. Maar men kan ook inzetten op verdichting en kleinere woonunits. De vraag naar kleinere woningen groeit want gezinnen worden kleiner. Dat impliceert  dat wat er nu is, eigenlijk moet worden afgebroken. Eens de betonstop van kracht is kan je ook geen bijkomende ruimte meer innemen. De tijd dringt om die ruimtelijke visie concreet te maken: de problemen dienen zich al aan, maar de oplossing is nog niet uitgewerkt. Wat we nu nauwelijks hebben in Vlaanderen is ‘open midrise’, gebouwen tot 10 verdiepingen hoog. Dat zou een alternatief kunnen zijn voor onze standaard rijhuizen, en tussen de  appartementsgebouwen is er plaats voor veel groen. Dat is een goede optie voor de toekomst.

 

Tekst: David De Pue
Foto’s: Afbeelding van Lokale Klimaatzones: Voorbeelden van Lokale Klimaatzones. (A) Compact highrise. (B) Compact lowrise. (C) Open midrise. Aangepast van Stewart, I.D. and T.R. Oke, 2012: Local Climate Zones for Urban Temperature Studies. Bull. Amer. Meteor. Soc., 93, 1879–1900, https://doi.org/10.1175/BAMS-D-11-00019.1
Grafiek met temperatuurverloop: Temperatuurverloop op 5 stedelijke locaties en 1 landelijke locatie (Melle), op 24 en 25 juli 2018. Tijd in UT: voor zomertijd moet je 2 uren bijtellen. © MOCCA netwerk, een initiatief van de vakgroep Fysica en Sterrenkunde van de UGent, in samenwerking met KMI en VITO. Live-data en meer info: www.observatory.ugent.be
Foto van Marie-Leen Verdonck: © Marie-Leen Verdonck

 

 

Fotogalerij

Print

Zonder leden geen GMF!

Word lid vanaf €10 per jaar en ontvang 4x per jaar ons magazine Frontaal

Lid Worden X